Frans Halslaan 68
Personen - Verhalen - Foto's - Verkaufsbuch
Personen
De naam Koppel is een bekende naam in Zutphen en zie je nog bij supermarkt Odin in de Spittaalstraat op de gevel staan. Er waren destijds meerdere families Koppel en het is dan ook af en toe verwarrend of er wel of geen verwant schap is.
Sara wolf-Koppel
Sara Koppel groeide op in Zutphen als dochter van Jacob Koppel, zelf ook geboren in Zutphen, en Jozina Frijda uit Veenendaal. Ze groeide op in een groot gezin met veel broers en zussen, waarvan er drie de oorlog hebben overleefd.
Benjamin Wolf
Benjamin Wolf groeide op in het Brabantse Lith, in de buurt van Oss als zoon van Herman Wolf en Marijtje Geleert. In 1912 trouwde hij met Sara in Zutphen. Oudste zoon Herman werd nog in Lith geboren, maar in 1915 - toen jongste zoon Jacob werd geboren - woonden ze al in Zutphen. Via de Rodetorenstraat en de Graaf Ottosingel, vestigden ze zich in juli 1934 aan de Frans Halslaan 68.
Tijdens de zoektochten in archieven was het verwarrend dat de oudere zus van Sara, Bertha Koppel, met een broer van Benjamin, Izaak Wolf, is getrouwd.
Vader Benjamin ging werken in de chemische fabriek J.Koppel van zijn schoon vader aan de Laarstraat 77 in Zutphen. Bij zoon Herman Wolf staat op de website van Joods Monument en ook in het Zutphens adresboek ‘bakker’ als beroep. Het was eerst niet duidelijk waar hij dan bakker was geweest. Via het bevolkings register bleek hij rond de jaren ’30 een tijdje in Almelo te hebben gewoond aan de Bornerbroekstraat 64. Zou dat dan de link naar de bakker zijn?
Via de Historische Kring Almelo kwamen we erachter dat op dat adres inderdaad in die jaren de bakkerij van Mozes Swelheim gehuisvest was. Of hij ook in Zutphen als bakker heeft gewerkt, hebben we niet kunnen achterhalen. In ieder geval staat in het adresboek uit 1942 dat Herman bedrijfsleider is van een chemische fabriek. Vader Benjamin wordt daarin vermeld als pakhuismeester chemische producten en zoon Jacob als handelsreiziger.
Herman Wolf
In 1930 werd Herman lid van de Zutphense schaakclub ‘Caïssa’. Daar speelde hij in het eerste tiental. In 1945 fuseerde ‘Caïssa’ met een andere schaakvereniging en is er helaas geen informatie bewaard gebleven. Wel wordt H. Wolf in diverse krantenberichten vermeld bij de schaakwedstrijden. Hij speelde in 1940 nog een wedstrijd waar ook Ber Withuis bij was. Dat Herman beschikte over het nodige schaaktalent blijkt ook uit een melding in de Zutphense Courant van 11 oktober 1935: “Gisteravond speelde de Nederlandse schaak meester J. Davidson te dezer stede simultaan aan vier borden. Het resultaat der séance was dat dhr. Davidson 12 partijen won, remise maakte met den heer H. Wolf en verloor tegen de heer J. Withuis.”
De inmiddels 93-jarige en jongere zus van schaker Ber Withuis, Joke Withuis, woonde tijdens de oorlog in de Ruysdaelstraat.
Herman bleek niet alleen met haar broer Ber te hebben geschaakt maar kwam ook regelmatig bij hen thuis en was een goede huisvriend. Liefdevol vertelt Joke over hem en hoeveel plezier de drie zusjes Withuis aan Herman hebben beleefd, die hen in de woonkamer leerde dansen. Dit beeld komt ook overeen met de omschrijving in het boek van Laansma over de Joodse Gemeente in Zutphen (p.44), waarin hij “geestig en populair” wordt genoemd.
Een paar nachten logeerde hij ook bij de familie Withuis, maar waar hij daarna is opgepakt blijft onduidelijk. Er gaan verhalen dat hij en zijn broer Jacob vanaf het dak van de fabriek in de Laarstraat zouden zijn opgepakt. Meneer Heuvel (1918) die destijds bloemist was aan de Laarstraat 25, vertelt daar het volgende over in
het boek ‘Dat doe je gewoon’(p. 91 & 92): “Voor de kerst in 1944 was ik kerstbakjes aan het maken van conservenblikken: zwart verven en glittertjes er op. Opeens zag ik voor de deur gedoe. Er kwamen twee Duitsers binnen en die zeiden; ‘Sie haben Joden verstopt’. Ik ontkende dat. Maar bij de buren waren ook Duitsers binnen. Ik nam de twee Duitsers mee naar achteren. Achter het huis zag ik dat de twee jongens van Koppel uit de dakkappel wilden ontsnappen. Ze stonden met de voet in de goot. Een agent hield ze onder schot en zei; ‘Sta of ik schiet!’”. De jongens van Koppel zaten ondergedoken bij Gerardus Hartoch (samen met De Beer) die in maart 1945 zelf is gefusilleerd aan de IJsselkade. De jongens Koppel waren zo’n jaar of 25. Voornamen weet ik niet. De twee jongens Koppel zijn meegenomen.” Volgens het verhaal van mijnheer Heuvel waren ze zonen van de eigenaar van zeepfabriek J. Koppel en Zonen, uit Laarstraat 77.
Als het inderdaad 1944 is geweest, kan het niet om de broers Herman en Jacob Wolf gaan. Zij zijn na een lange onderduikperiode gevangen genomen, op 12 december 1942 in kamp Westerbork aangekomen en op 11 januari 1943 naar Auschwitz getransporteerd. Na de oorlog kon hun overlijdensdatum niet precies worden vastgesteld. Daarom is gekozen voor de laatste dag van een periode, waarin ze vermoedelijk bezweken zijn -in dit geval dus overleden uiterlijk 30 april 1943 in de omgeving van Auschwitz.
Gebroeders Wolf
Wel gaat het verhaal dat de broers Wolf mogelijk in de fabriek een schuilplaats hadden gevonden en bij een vluchtpoging van het dak van de fabriek zouden zijn opgepakt. Maar hier hebben we verder niets over kunnen vinden, dus het blijft een raadsel waar ze bij een ontsnappingspoging precies zijn opgepakt. In het boek 'Wij zijn vrij' van Menno Tamminga vertelt Joke Withuis (p.95) hierover: “De meest boosaardige kant van de bezetting was de Jodenvervolging. Ze herinnert zich hoe een vriend van haar broer Ber, Herman Wolf, een korte tijd bij hen ’s nachts overnachtte, zodat hij niet thuis opgepakt kon worden. Maar ook dat hij eind 1942 door de Duitsers werd opgepakt toen hij probeerde te vluchten. “Dat was een klap voor ons. Herman is opgepakt.”
Dit verhaal is geschreven door Anneke Winter en Corinne Abbas