Ruysdaelstraat 1



Personen


  • Simon Frankfort
    Arnhem,
    Polen,
    Simon werd 18 jaar
    Er is een Stolperstein gelegd voor Simon

Elie Meijers, jongere broer van de eerder genoemde Herman en Jacob (Jaap) uit de Frans Halslaan 64 en 66, woont met zijn gezin in de Ruysdaelstraat. Op een zondagavond in 1931 ontmoet hij in een danszaal in Arnhem Lina van Essen. Het klikt meteen en het stel is binnen negen maanden verliefd, verloofd en getrouwd. Op 20 juli 1932 trouwen ze in Apeldoorn. Elie wil graag op een kantoor werken en gaat bij de gebroeders Elzas, groothandel in horloges, pendules en klokken, in Zutphen aan de slag. Daar blijft hij een jaar en in de avonduren volgt hij de 4-jarige Handelsavond- school. Elie volgt daar Engelse en Franse les en leert typen en steno. Via zijn broer Jacob kan hij
aan de slag bij uitgeverij Misset in Doetinchem. Jacob is inmiddels opgenomen in de redactiestaf en Elie kan hem assisteren met de plaatselijke journalistiek. Daar werkt hij twee jaar, maar wegens de bezuinigingen worden in 1935 zo’n vijfhonderd werknemers ontslagen. Elie is één van hen. Hij kijkt alle kranten na en zijn oog valt op een advertentie voor een functie bij de rechtbank in Zutphen. Van de vele kandidaten wordt hij gekozen en kan er aan de slag als ambtenaar op de griffie. Het administratieve werk - en dan vooral op de civiele afdeling - bevalt hem goed. Inmiddels is zoon David (1935) geboren. Vanwege de oorlog en de maatregelen van de Duitse bezetter wordt hij in 1940 bij de Zutphense rechtbank ontslagen.

Op de rechtbank heeft hij Evert Jan Marskamp leren kennen, die daar parketwachter is en zich heeft aangesloten bij ‘de ondergrondse’. Marskamp vertelt aan Elie: “Hoor eens, met de Joodse maatregelen die op dit ogenblik in Amsterdam bezig zijn; die kunnen ook hier in Zutphen gebeuren. Denk eraan, als er wat is, dan kom ik je waarschuwen en ophalen. Ik zal een schuilplaats voor je klaarmaken, boven bij mij in huis en dan kom je naar ons toe”. Op een avond in november 1942 is het zover. Marskamp haalt hen op en ze laten alles in huis achter. Wel trekt Elie drie jassen over elkaar aan en Lina een paar jurken, om op die manier wat extra kleding te hebben. Het huis van Marskamp ligt aan de overkant van de IJssel, aan de Weg naar Voorst in De Hoven. Ze moeten met z’n allen de IJsselbrug overlopen en overal dreigt gevaar. Gelukkig komen ze geen Duitse militairen tegen en komen ze veilig aan bij het huis van Marskamp. Binnen het uur na aankomst op dit schuiladres gaat Lina met Marskamp toch nog even terug naar de woning om wat meer spullen te halen. Het hele huis aan de Ruysdaelstraat is dan inmiddels al leeggehaald! Zelfs de kippen uit het hok achterin de tuin zijn weggehaald. 

Het gezin Meijers zit in het huis van Marskamp op de bovenste etage, op de vliering. Dat gaat lang goed, maar op een gegeven moment wordt via de ondergrondse bekend dat Marskamp en de drie onderduikers gevaar lopen. Ze duiken allen onder op een boerderij in Klarenbeek, waar ze uiteindelijk begin januari 1945 bij toeval worden aangetroffen door NSB-ers die al op de vlucht zijn. Net als de onderduikfamilie Marskamp worden ze meegenomen naar het Huis van Bewaring in Zutphen. Na drie weken gevangenschap wordt het gezin Meijers van daaruit naar kamp Westerbork weggevoerd, waar ze op 26 januari 1945 worden geregistreerd. Gelukkig zijn op dat moment de transporten van Westerbork richting de vernietigingskampen in Polen al stopgezet, omdat de spoorrails door de geallieerden met bombardementen zijn vernietigd. Op 12 april 1945 wordt kamp Westerbork door de Canadese militairen bevrijd; het gezin Meijers kan uiteindelijk pas op 17 mei 1945 Westerbork verlaten.

Meteen na de bevrijding van Westerbork schrijft Elie van daaruit op 7 mei 1945 een brief aan de familie Marskamp. Hierin vraagt hij hen om hulp om terug te kunnen keren naar Zutphen: “We hebben het hier nu goed, maar toch verlangen we weer terug naar onze oude woonplaats. Maar dit gaat nog niet zoo eenvoudig. Ook daarvoor zouden we nog zoo graag jullie hulp willen vragen. Eerstens moeten we een bewijs hebben, dat we een thuiskomen hebben in Zutphen. We hadden ons voorgesteld dat we wel in huis zouden kunnen komen bij Mejuffrouw Fraai, Buitensingel 168. Die kent ons goed, woont alleen en heeft wel ruimte voor ons drietjes. Is deze nog in leven en zou zij daartoe bereid zijn tegen betaling? Zoudt U dit wel willen informeren?”

Dit plan is kennelijk niet gelukt en bij aankomst in Zutphen blijkt hun oude huurwoning aan de Ruysdaelstraat door iemand anders te worden bewoond.

Dit geldt ook voor de eigen woningen van de broers Herman en Jacob aan de Frans Halslaan. De burgemeester van Zutphen, Jhr. Mr. C.C. de Jonge, blijkt eerst advocaat te zijn geweest en een bekende van Elie vanuit de tijd bij de rechtbank. Elie benadert hem en uiteindelijk lukt het om een korte tijd een kamer te huren aan de Frans Halslaan. Daarna kunnen ze een woning huren aan de Deventerweg 81. Na een moeizame gerechtelijke procedure van enkele jaren lukt het om het recht op de woningen van zijn broers terug te krijgen. Het gezin van Elie Meijers, inmiddels uitgebreid met een tweede zoon, woont daarna nog tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw op het adres Frans Halslaan 66.

Op dat adres blijkt de jongste zoon Leo, die na de oorlog (1946) is geboren, enkele jaren geleden langs te zijn geweest bij de huidige bewoners. Een visitekaartje wordt gevonden en het contact met Leo wordt gelegd. Hij laat ons weten in 2020 te zijn benaderd door een tot dan toe voor hem onbekende kleindochter van Marskamp. Zij heeft in de inboedel van haar ouders brieven aangetroffen van Elie aan haar opa en oma, waaronder ook nog een gedicht. Dit is op 15 december 1944 geschreven door Elie Meijers, gericht aan jubilaris Marskamp. Hierin toont hij zijn dankbaarheid aan Marskamp voor het redden van hun levens.

Ook blijkt via ‘Oud Hengelo’ al onderzoek te zijn gedaan naar de jeugdjaren in Hengelo Gld. van de broers Meijers. In 1996 geeft Elie nog een uitgebreid interview met de USC Shoah Foundation.

De familie Meijers, zo is gebleken, neemt voor en tijdens de oorlog tijdelijk pleegjongeren in huis, ingegeven door het feit dat Elie in Zutphen secretaris is van de vereniging ‘Pro Juventute’. Deze organisatie is een soort voorloper van wat we nu noemen Bureau Jeugdzorg en bestrijdt jeugdcriminaliteit. Zo komt ook Simon Frankfort uit Arnhem bij hen in huis terecht. Hij woont bij hen van 1940 tot 1942 en is een zoon van de sigarenfabrikant Hartog Joseph Frankfort. Simon is heel sportief en houdt erg van kanoën. Die sportiviteit heeft hij niet van een vreemde; zijn opa Simon uit Deventer was erg betrokken bij voetbalclub Go Ahead Eagles en zelfs erevoorzitter van deze club.

Vanaf 1942 woonden vader en zoon beiden in Apeldoorn, waar ze worden opgepakt en naar Westerbork weggevoerd. Waarschijnlijk heeft Simon tot aan zijn dood in Polen dwangarbeid verricht.

Dit verhaal is geschreven door Corinne Abbas



Foto's